Willem frederik hermans overleden

Wie was W.F. Hermans?

Hermans publiceert verschillende bestsellers, waarvan Nooit meer slapen () het meest succesvol is. Hij publiceert verder talloze novellen, gedichten, toneelstukken, scenario’s, essays, kritieken en polemieken. Om deze laatste wordt hij berucht en gevreesd. Zijn imago is dat van een ongenaakbare, sarcastische en hautaine man.

"U heeft zelf toch ook weleens mensen gepest en getreiterd?"

Hoe is de jeugd van W.F. Hermans?

Willem Frederik Hermans wordt geboren op 1 september in Amsterdam. Zijn vader, Johannes Hermans, is onderwijzer, zijn moeder heet Hendrika Hillegonda Eggelte. Willem Frederik heeft een oudere zus genaamd Corry. De kinderen groeien op in een koud gezin. Hermans’ ouders zijn erg op zichzelf, sober en zeer streng op kleding en vrijetijdsbesteding. Willem Frederik komt weinig buiten de deur. Hij leest veel: Gullivers reizen, Koning Arthur en De ridders van de tafelronde en op latere leeftijd Multatuli’s Woutertje Pieterse. In dat laatste boek vindt hij veel van zichzelf terug. Willem Frederik is een weinig inschikkelijke jongen en hierdoor botst hij regelmatig met zijn ouders, die hem steeds vergelijken met zijn veel gemakkelijkere zus.

"Wij mochten niets van wat andere kinderen wel mochten."

Ook op school

Al wordt Harry Mulisch de bekendste schrijver van Nederland genoemd, Willem Frederik Hermans is toch zeker de meest gevreesde schrijver geweest. Al snel na de Tweede Wereldoorlog vestigde Hermans zijn reputatie als ‘kwelgeest van de Nederlandse letteren’. In diverse kritieken (polemische essays) beschimpte hij de Nederlandse politiek, zijn collega-auteurs en de Nederlandse literatuur, die in zijn ogen niets voorstelde. Deze scheldkritieken werden later gebundeld in Mandarijnen op zwavelzuur () en Het sadistisch universum ().

Oorlog als achtergrond

Met dezelfde scherpe pen schreef Hermans in de jaren vijftig zijn eerste romans over de Tweede Wereldoorlog. Na Hermans’ debuut Conserve () reageerde de literaire kritiek geschokt op de roman De tranen der acacia’s (). In de personages van dit boek zag men een door de oorlog getekende generatie, zonder hoop, geloof en idealen. De hoofdpersonen bedriegen elkaar, zijn wanhopig en onbeschroomd in hun seksuele omgang. Bovendien liet Hermans in het boek zien dat het Nederlands verzet tegen de Duitsers niet altijd even heldhaftig was. Het verzet bestaat in De tranen der acacia’s uit een zootje ongeregeld: fantasten en leugenaars, die hun status ontleenden aan terreurdaden tegen de Duitsers.

Twijfel

De tranen der acacia’s



Willem Frederik Hermans werd op 1 september geboren als tweede kind van het al wat oudere onderwijzersechtpaar Johannes Hermans en Hendrika Hermans-Eggelte. Als scholier publiceerde hij al regelmatig in Suum Cuique, de schoolkrant van het Barlaeus Gymnasium, waarvan hij het tot hoofdredacteur had geschopt, en voor het verhaal ‘De uitvinder’, dat hij naar het Algemeen Handelsblad had gestuurd, werd hij voor het eerst als schrijver erkend en gehonoreerd. Het verhaal verscheen op 6 april , onder de door de redactie van het Handelsblad eigenhandig veranderde titel ‘En toch… was de machine goed’. Hij kreeg er zestien gulden voor.

De Duitse Bezetting bracht Hermans voornamelijk door met studeren en na , toen de universiteiten gesloten werden, met lezen en schrijven. In verscheen clandestien zijn eerste boek, de dichtbundel Kussen door een rag van woorden, en werkte hij hard aan zijn debuutroman Conserve. De oorlog zou vaak terugkeren als decor in Hermans’ werk omdat de benarde omstandigheden scherp duidelijk maakten waar hij ten diepste van overtuigd was: dat de wereld niet rechtvaardig is en wezenlijk onkenbaar. In de ‘Preambule’ van de verhalenbundel Paranoia () schreef hij: ‘Er is maar één werkelijk woord: chaos.’

In de chaotische omstandigheden vlak na de bevrijd

Het venijn van het gelijk. Willem Frederik Hermans,

Twee jaar na het eerste deel van de grote Hermans-biografie van Willem Otterspeer is nu deel twee verschenen: bijna duizend pagina’s tekst. Het boek beslaat de jaren Otterspeer hanteert dezelfde opzet als deel 1: chronologisch, hoofdstukken met sterk afgebakende onderwerpen en veel aandacht voor de inhoud van Hermans’ werk.

Waarheid en Rancune

In de inleiding geeft Otterspeer meteen een treffend citaat van Hermans’ karakter. Hermans maakte een onderscheid tussen lachende pessimisten en boze optimisten en rekende zichzelf bij de eersten. “De eerste soort heeft altijd gelijk. Dit is geen waardering, doch een constatering. De lach is de braakbeweging waarmee men bedorven geestelijk voedsel uitstoot.” (14) Door deze lach wordt de belediging gewroken.
Hiermee verklaart Otterspeer de achtergrond van de titel van dit tweede deel. Wrok gaat bij Hermans over rechtvaardigheid, over “de onbedwingbare neiging uiting te geven aan wat hij als waar ziet.” (14) Dit is een positieve eigenschap. In het tweede deel van zijn leven werd het steeds meer rancune, waarbij zijn zelfkritiek meer naar de achtergrond verdween.
Deze houding van Hermans leidde, net als eerder in zijn leven, tot een groot aantal conflicten met de buitenwereld. Hij ve

Willem Frederik Hermans kwam op de wereld in Amsterdam in en ging er op eigen vraag van heen in in Utrecht. Maar als schrijver is hij geboren en gestorven in Brussel. Dat zeggen wij niet, maar zijn officiële biograaf Willem Otterspeer, die het eerste deel van zijn Hermans-biografie De mislukkingskunstenaar, over de periode , in Brussel komt voorstellen.

Otterspeer is hoogleraar aan de Universiteit Leiden. In kreeg hij toegang tot het enorme persoonlijke archief van Willem Frederik Hermans – de meest cynische en eerste overledene van de zogenaamde Grote Drie van de Nederlandse literatuur. Deel één van de biografie is nu dus klaar. Eind dit jaar verschijnt bij De Bezige Bij ook deel twee.

Wij weten dat Hermans in Brussel de laatste vier jaar van zijn leven doorbracht. Maar u bent stellig dat de schrijver Hermans geboren werd in het naoorlogse Brussel.
Willem Otterspeer
: Hij was al eens in Brussel geweest tijdens enkele schoolreisjes. Maar vlak na de oorlog waren er twee korte maar belangrijke periodes waarin hij logeerde bij de familie Bodart – vrienden van zijn ouders die aan het Brugmannplein woonden in wat nu een politiebureau is geworden. Hermans ervoer Brussel als een surrealistische stad waar uitzonderlijke vrijheid heerste. Dat surrealisme is vrijwel ner